gesloten

bijv.naamw.

Uitspraak:

[xəˈslotə(n)]

1) waar niemand in of door kan - geschlossen

De winkel is wegens vakantie gesloten. - Das Geschäft ist wegen Urlaubs geschlossen.

voor een gesloten deur staan (=merken dat er niemand thuis is) - vor verschlossener Tür stehen

2) als je weinig over jezelf vertelt - verschlossen

een gesloten karakter hebben - einen verschlossenen Charakter haben

zo gesloten als een oester (=zeer zwijgzaam) - so verschlossen wie eine Auster

© K Dictionaries Ltd.

gesloten

abgeschlossen ; dicht ; fest verschlossen ; geschlossen ; reserviert ; schweigsam ; verschlossen ; wenig sprechend ; zurückhaltend ; heimlichtuerisch ; rauh ; Schließen ; verschwiegen ; völlig geschlossene Maschine

Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.




NL: aaneengesloten
NL: afgesloten
NL: dicht
NL: geheim
NL: geheimzinnig
NL: gereserveerd
NL: ingetogen
NL: koel
NL: omzichtig
NL: op slot

NL: (dat is voor hem) een gesloten boek DE: ein Buch mit sieben Siegeln
NL: (zitting) met gesloten deuren DE: bei (hinter) verschlossenen Türen
NL: gesloten karakter DE: verschlossener Charakter
NL: gesloten tijd DE: (voor jacht etc.) Schonzeit (die)
NL: erg gesloten (zijn) DE: sehr verschlossen, sehr zugeknöpft
NL: (hij is) gesloten als een graf DE: verschwiegen wie das Grab